Christine D'haen en Guido Gezelle

Lezen, studeren en vertalen. Het zijn drie pijlers die het leven van de dichteres Christine D’haen hebben geschraagd. Ze ondersteunden ook haar bijzondere aandacht voor het werk van een van haar geliefde dichters, Guido Gezelle (1830-1899).

Scannen0024.jpg
Scannen0022.jpg
Scannen0023.jpg

Al in de jaren 1960 sprak D’haen haar waardering, zelfs bewondering voor Gezelle uit, ook als hij in een internationaal perspectief wordt geplaatst. Die bewondering zette haar aan om zijn poëzie in het Engels te vertalen: Poems/Gedichten verscheen voor het eerst in 1971 en werd in latere herdrukken steeds verder verbeterd en verfijnd.

Door omstandigheden raakte haar eigen ontwikkeling als dichteres intenser verbonden met haar lectuur en studie van de dichter Gezelle. In 1969 werd ze uit het onderwijs gedetacheerd om in opdracht van een studiecentrum binnen het toenmalige Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven te Antwerpen (AMVC, nu Letterenhuis) in Brugge het Gezellearchief te inventariseren, een taak die ze met liefde en toewijding uitvoerde. Haar ordeningswerk confronteerde haar haast dagelijks met de talloze documenten die Gezelle achterliet. Vooral het visuele contact met de handschriften – een duizendtal – verhoogde haar fascinatie voor Gezelles poëzie. Gesteund door inzichten uit de editiewetenschap, het structuralisme en de psychoanalyse ontwikkelde ze een heel eigen methode om via de handschriftanalyses een poging te ondernemen om de ontstaansgeschiedenis van Gezelles poëzie te ontsluiten.

voorbeeld transcr_collectie-couttenier.jpg
20190807161607205.pdf
20190807161254954.pdf
20190807155910188.pdf
Scannen0030.jpg

Ze had daarbij speciale aandacht voor de poëtische functie van correcties en las via de analyse ervan een groot aantal gedichten als een verhulde uiting van onbewuste impulsen en conflicten. Haar eerste analyses verschenen vanaf 1978 in gespecialiseerde tijdschriften. Ze werden in 1997 gebundeld in een uitgave van de KANTL, onder de titel Het schrijverke.    

De ernstige studie van Gezelle nam D’haen zeer ter harte. Ze toonde veel enthousiasme voor nuttig wetenschappelijk onderzoek. Ze waardeerde kwaliteitsvolle resultaten, maar in kritieken, die ze in De Standaard der Letteren liet verschijnen, was ze ook snoeihard voor slecht geschreven studies die de dichter geen eer aandeden.

Zelf publiceerde ze, in samenwerking met Paul Claes, enkele poëticale studies die het revolutionaire karakter van Gezelles poëzie benadrukten. Ze noemden zijn bundel Gedichten, Gezangen en Gebeden uit 1862 ‘de eerste experimentele bundel in de Nederlanden’.

D’haen leverde ook nog een originele bijdrage tot de biografische studie van Gezelle. Haar dichtersbiografie, De wonde in ’t hert (1988), waarvoor ze in 1989 de Henriëtte de Beaufort-prijs van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde kreeg, is het resultaat van haar jarenlange intense en liefdevolle omgang met de dichter. Ze verraste de lezers en onderzoekers wel door geen vertrouwde verhalende biografie af te leveren. Het gaat eerder om een studieboek, dat het leven van de dichter documenteert om tot een beter begrip van Gezelles poëzie te komen. Leven en werk van de dichter beschouwt D’haen in principe als gescheiden. Toch traceert zij zinvolle verbanden en relevante omstandigheden die de evolutie van de dichter mee hebben bepaald. Zij stelde lange lijsten met ‘maîtres à penser’ op om Gezelles spirituele achtergrond te reconstrueren. Zij beklemtoonde de ‘taalwereld rondom Gezelle’ en zijn filologische arbeid.

[Videofragment uit de reeks "Schrijvers in Beeld: Christine D'haen" (Literatuurmuseum Den Haag, 1993)]-->

wonde_def.JPG

Gesprek met Christine D'haen over De wonde in 't hert

Van daaruit hield ze ook een pleidooi om een Gezellewoordenboek samen te stellen, als een noodzakelijk hulpmiddel om Gezelle nu en in de toekomst beter te begrijpen. Uiteindelijk had zij toch het beeld van een dichter die onder de levensomstandigheden heeft geleden (‘de wonde in ’t hert’). Cruciaal achtte ze de verwijdering van Gezelle, niet uit Roeselare in 1860 zoals traditioneel wordt voorgesteld, maar wel in 1865 als professor filosofie uit het Engels Seminarie te Brugge na doctrine-moeilijkheden. Toch is haar slotsom positief. Volgens D’haen heeft de oudere Gezelle zich in zijn gedichten finaal kunnen bevrijden van de kerkelijke persoon die hij was, om de natuur in bewondering en extase lichamelijk en psychisch te beleven.

Christine D'haen zelf aan het woord over Gezelle.

In 1988 was Christine D'haen te gast in Poëziecentrum tijdens een Middag van de Poëzie. Ze vertelde toen over haar passie voor Guido Gezelle.