De Meridiaan heeft een grote rol gespeeld in de doorbraak van de ‘experimentele poëzie’ in Vlaanderen. Hoewel de moderne dichters in de jaren ’50 door de ‘traditionelen’ overschaduwd werden, is het tijdschrift erin geslaagd om zich tot een expliciet ‘experimenteel’ blad te ontpoppen. Wanneer Pieter De Prins in de vierde jaargang bij de redactie komt, uit de redactie schriftelijk zijn keuze voor het experiment. Dit vertaalt zich dan ook in de aanwezigheid van de ‘moderne poëzie’: die gaat de eerste drie jaargangen in stijgende lijn en komt tot een hoogtepunt met het nummer De jongste Vlaamse poëzie in de vierde jaargang. Daarna heeft de ‘experimentele poëzie’ het overwicht in het blad, maar de ‘klassieke’ invloeden zijn nog steeds niet verdwenen. De gepubliceerde poëzie komt dus pas vanaf de vierde jaargang overeen met wat De Prins ‘experimentele poëzie’ noemt. En dan nog zijn er ‘klassieke’ elementen in terug te vinden. De Meridiaan kon zich dus geleidelijk aan losrukken van het heersende traditionele paradigma, maar slaagde er uiteindelijk in om uit te groeien tot een van de belangrijkste experimentele tijdschriften die Vlaanderen gekend heeft. De Meridiaan heeft veel betekend voor wat zij de ‘moderne poëzie’ noemen en kan als een niet te onderschatten katalysator voor de opleving van de experimentele poëzie in Vlaanderen beschouwd worden.