Ontstaan van Radar

tamtam.jpg

Voorbeeld van 'tamtam', het afsluitende artikel waarin de redactie "haar zegje doet". 

Het eerste argument dat aantoont dat het periodiek weldegelijk vanuit experimentele ooghoek geschreven is, is de ontstaanscontext. Radar is de opvolger van Betoel, een marginaal tijdschrift voor literatuur (1971-1973), waar Renaat Ramon mee in de kernredactie zetelde. Na de stopzetting richtten twee Betoeliens, Pierre Darge en Renaat Ramon, Radar op in 1975. Dat gebeurde volgens Hendrik Carette (2011), die meewerkte aan de twee literaire bladen, uit persoonlijke wraak van Ramon omdat Betoel een stille dood was gestorven. Bovendien noemt Carette (2011) Radar een soort van deftig glanzende voortzetting van Betoel”, al moet opgemerkt worden dat zijn essay luchtig geschreven is, aangezien Ramon allesbehalve Betoel wou wreken. Hij wachtte namelijk al enkele jaren op de vijfde aflevering, die hoofdredacteur Johan Sonneville in het vooruitzicht bleef stellen. Die nooit verschenen aflevering zou een eerbetoon worden aan de dichter Jan Van der Hoeven, naar wie Ramon enorm opkeek. Het wachten moe, richtte hij Radar op, waarvan de dubbelaflevering 3/4 een themanummer over ‘Jan Van der Hoeven’ is. Kortom, indien Radar automatisch in verband wordt gebracht met Betoel, dat zichzelf profileerde als een marginaal tijdschrift voor literatuur, en dat blad in zekere zin opvolgt, moet het ook aandacht hebben voor de poëziestromingen in de marge.

 

Ten tweede wilde de redactie het modernisme van het Brugse forum Raaklijn doortrekken. Raaklijn was een avant-gardebeweging die van 1956 tot 1963 de hedendaagse kunst aanprees (Swimberghe 2012). De experimentele beweging liet zich in met architectuur, literatuur, lezingen en zelfs concerten. Enkele figuren van Raaklijn werkten later ook voor Radar, zoals de kunstcriticus Jaak Fontier, Jan Van der Hoeven en Renaat Ramon. 

Ten derde is Van der Hoeven het stokpaardje van Radar-oprichter Ramon, die het koste wat het kost een themanummer voor Van der Hoeven wilde schrijven. Het periodiek is dus opgericht om een experimentele dichter te prijzen, iets wat in een traditioneel literair tijdschrift onconventioneel zou zijn.

Ten vierde voer de redactie een experimentele koers. Ramon (2017) legt uit dat de medewerkers carte blanche kregen, maar een bijdrage moest natuurlijk wel in het experimentele raamwerk van Radar passen. Vervolgens voegt hij toe dat er geen sprake was van een dominante poëtica waarnaar Radar-leden zich moesten schikken, maar het was wel de bedoeling dat het blad een nieuwe stem vormde in het Vlaamse literaire landschap. Die stem kwam er in de vorm van visuele poëzie. De schaarse bronnen over Radar leggen de link tussen het tijdschrift en de visuele poëzie niet meteen bloot, maar Ramon (2017) bevestigt wel dat hij Radar zag als een kans om de (marginale) visuele poëzie naar een groter publiek te brengen.