In november 1961, Benno was net zeven geworden, greep er ‘een copernicaanse omwenteling’ plaats: het gezin verhuisde van een bovenwoning in Amsterdam naar de pastorie van Rozendaal, in de heuvels tegen de Duitse grens, een achttiende-eeuws huis, een mythische plek... maar tegelijk een historische plek, van de kelder tot het dakgebinte met geschiedenis gevuld: in de kelder vond Benno voorwerpen die door onderduikers waren achtergelaten, op zolder trof hij markeringen van napoleontische sabels aan.

Start het geluidsfragment en klik door de fotogalerij net daaronder.

De pastorie

IMG_20190716_0047.tif
IMG_20190716_0048.tif
Postkaart_Rozendaal.jpg

Een passage uit Uitgesteld paradijs over de ‘mythische plek’, later opgenomen in Eeuwrest.

   ‘Mijn ouders waren dol op antiek, dat zie je op deze foto. In die tijd wilde iedereen moderne meubels, antiek kostte niks en mijn vader sleepte het ene na het andere stuk victoriaans mahonie naar dat heerlijke, onvergetelijke huis van ons.’

   Het Kasteel van Rozendaal.
   ‘Ik stuurde die ansichtkaart aan mijn ouders toen die bij mijn grootvader Van Malde waren. Hij lag op zijn sterfbed, maar dat had ik helemaal niet door.’

Jeugd in Rozendaal

Mijn jeugd in Rozendaal

De dorpsschool van Rozendaal.
   ‘Er waren twee lokalen. In het ene lokaal zaten de drie laagste klassen, onder toezicht van een juffrouw, in het andere de drie hoogste, onder toezicht van meester De Jong. ’s Winters hield twee potkachels die tweemaal dertig kinderen warm. Wie klierde kreeg van de meester een klap en hield zich dan de rest van jaar koest. Op Koninginnedag zongen we voor Baron Van Pallandt, die vanaf het bordes van het kasteel onze ode minzaam in ontvangst nam. Hij was eigenaar van het halve dorp, maar moest helaas al zijn huizen verkopen. Tegenwoordig is Rozendaal vergeven van de nouveaux riches, een mensensoort die heel beslist niet mythisch is. Wat dat vertederende dorpsschooltje betreft: het onderwijs was er uitstekend en ik herinner me er veel van. Ik geloof niet dat ik sindsdien op school nog iets nuttigs heb geleerd, behalve Frans, Duits en Latijn dan.’   

   ‘Dit kunstwerk, door mij vervaardigd op tienjarige leeftijd, bewijst dat ik er verstandig aan heb gedaan geen kunstschilder te worden. Niet dat je daar tegenwoordig voor moet kunnen schilderen, maar goed. Ik kreeg wel voor al mijn opstellen een negen of een tien. De negens beschouwde ik in een bescheiden bui als een nederlaag en in een hooghartige bui als een bewijs dat de meester niks van schrijven begreep.’

   Willem Barnard ontvangt in 1966 een eredoctoraat in de theologie. Dat was in die tijd nog krantennieuws en er verscheen een uitgebreid artikel in Trouw.

   Benno, 12 jaar oud.
   ‘Mijn vader noemde me “een jeugdige efebe”, een woord dat me vaag irriteerde. Niet dat ik precies wist wat het betekende, maar ik vond dat het jong klonk en op een of andere manier verknoopt was met te weinig zakgeld en de verplichting voor mijn moeder de afwas te doen.’

IMG_20190716_0051.tif
IMG_20190716_0052.tif
IMG_20190716_0053.tif
IMG_20190716_0054.tif

Reizende ouders

IMG_20190716_0056-1.tif
IMG_20190716_0056-2.tif
IMG_20190716_0055.tif
IMG_20190716_0057-01.tif
IMG_20190716_0057-02.tif
IMG_20190716_0059.tif
IMG_20190716_0060.tif

‘Mijn ouders reisden ook wel eens zonder hun kinderen. Naar Engeland, maar ook naar Zwitserland of Italië. En mijn vader verwachtte ook op zijn vakantieadres post van me.’  

   Samen bezochten Willem en Christina het stadje Barnard Castle in County Durham, niet ver van de Schotse grens. Op het kerkhof vonden ze meer dan één onbekende Barnard.

   ‘Aan de rand van het stadje verrijst de onbewoonbare steenklomp die wij Barnards als ons voorouderlijk huis beschouwen. Later ben ik er zelf geweest, zie opnieuw Een vage buitenlander. Terug naar Engeland.’

   Benno samen met zijn vader in 1969 en hetzelfde duo tien jaar later.

   In 1969 kreeg Willem Barnard de uitnodiging om een paar dagen per maand theologie te doceren in Brussel.
   ‘Hij hield wel van Brussel en werd er een vaste klant van café de Cirio, dat ook nu, een halve eeuw later, nog altijd geheel uit bladgoud en met dienbladen jonglerende pinguïns bestaat. Het is ook jarenlang mijn kantoor in de stad geweest, waar ik geregeld afsprak met vrienden. Om, zoals de dichter J.C. Bloem dat noemde, “te ouwehoeren bij een neutje”.’

   Tijdens een andere Engelse reis bezochten Benno’s ouders East Coker in Somerset. Daar is de as van T.S. Eliot bijgezet in een muur van de kerk.
   ‘Eliot en Auden zijn de twee Engelse dichters die mijn vader het meest hebben beïnvloed, in zijn poëzie, maar ook in zijn denken. En via mijn vader mij. Erfelijke beïnvloeding dus, door twee geniale peetvaders als het ware.’
   ‘In Dichters van het Avondland vertel ik over mijn eigen bedevaart naar East Coker.’