Christine D'haen: literaire waardering

arkprijs_def.JPG

De relatie tussen Christine D'haen en de literaire kritiek is altijd nogal ambivalent geweest. Sommigen zagen in haar een klassieke dichteres, anderen vonden haar dan weer een voorloper van de postmoderne poëzie. Haar werk was ook moeilijk in te passen in een bepaalde stroming en zowel traditionele dichters als experimentelen trachtten haar afwisselend in te lijven. Ook literaire critici wisten zich vaak geen raad met haar werk.

Dat alles belemmerde echter niet dat het werk van Christine D'haen veelvuldig bekroond werd. Voor haar debuut Gedichten kreeg ze al onmiddellijk de allereerste Arkprijs voor het Vrije Woord.

De jury bekroonde de bundel omwille van de open en stoutmoedige benadering van lichamelijkheid en seksualiteit. In bovenstaand video- fragment haalt Christine D'haen met duidelijk genoegen herinneringen op aan de prijsuitreiking. Waar de juryleden, op basis van de poëzie, een "wuft meisje" hadden verwacht, kregen ze de erg klassieke Christine D'haen over de vloer.

In 1960 volgde de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs voor 'Gedichten 1946-1958'. Later won ze onder meer nog de Henriëtte de Beaufort-prijs (2x), de Dirk Martensprijs en de Anna Bijns Prijs. In 1990 kreeg ze een ere-doctoraat van de Universiteit Gent en in 1992 werd haar volledig oeuvre bekroond met de hoogste onderscheiding van het taalgebied, de Grote Prijs der Nederlandse Letteren.

Na 1992 nam de belangstelling voor haar poëzie wat af en kreeg vooral haar autobiografisch proza aandacht in de pers.

Tot op vandaag slagen critici er niet in om het werk van Christine D'haen definitief onder te brengen in de hoek van de experimentelen, dan wel in die van de klassieke dichters. Dichter, essayist en criticus Benno Barnard uitte zijn frustratie daarover in 1993 in de krant De Morgen. Hij omschreef haar als de “demon van de poëziekritiek!”

tg_lhph_11900_resize.jpg
tg_lhph_7128_resize.jpg