Pop Art en het beeld van de eigentijdse mens

Een van de belangrijkste programmatische essays die we in Ruimten terugvinden, is dat van Luc Wenseleers in de vijfde jaargang (1966). 'Pop Art en het beeld van de eigentijdse mens' behandelt de nieuwe kunstopvattingen van de Pop Art. Daarin ziet Wenseleers de meest radicale en revolutionaire breuk met het verleden van de moderne kunst die men zich kan indenken. Als voorbeeld neemt hij Emma (Akt auf einer Treppe) van Gerard Richter. Al lijkt dit werk uit 1966 een foto; de schijn bedriegt. Met olie op doek wordt een naakte vrouw realistisch weergegeven, maar is die realiteit slechts één die op de echte lijkt. Volgens Wenseleers een heel andere insteek dan de werken van Marcel Duchamp aan het begin van de 20ste eeuw. Daarom ziet hij in de Pop Art geen synoniem voor neo-dadaïsme. 

Beide kunststromingen vertrekken wel van de alledaagse werkelijkheid, maar toch zorgde de Pop Art aan het begin van de jaren '50 voor een duidelijke eigen profilering. Vergelijkbaar met de nieuw-realisten werd in de kunst de dialoog aangegaan tussen de schone kunsten en de populaire stadscultuur. De ideologie van de Pop Art zoals in de werken van Richard Hamilton, Peter Blake, Robert Rauschenberg of Roy Liechtenstein gaven blijk van een sarcastisch en intelligent realisme. Hier bereikt de inbreng van plastische kunst in het tijdschrift een hoogtepunt: net zoals het nieuw-realisme worden talrijke voorbeelden aangehaald waar op een nieuwe manier naar de werkelijkheid wordt gekeken.

 

Het blijft niet alleen bij theorie, want ook poëzie wordt gecombineerd met de illustraties. Zo staan enkele fragmenten uit de debuutbundel van Herman de Coninck, De lenige liefde (1969), in gezelschap van een werk van Gerard Richter. Zowel in het gedicht van De Coninck als in het schilderij van Gerard Richter wordt de liefde voorgesteld op een herkenbare manier die echter niet helemaal met de realiteit congrueert. Richter toont de realiteit op een fotorealistische manier, maar bedriegt de kijker door het medium (geen foto, maar een schilderij). De Coninck handelt over herkenbare gevoelens van de liefde in een vormentaal, die echter minder herkenbaar is. Het is aan de lezer om het raadselachtige Ding-gedicht te ontrafelen.