terug

Aflevering 2: ik heb vannacht de liefde uitgevonden

COVER.JPG
Voorblad.JPG
kladbladen 1.PNG
kladbladen 2 .png
gedicht 1.png
gedicht 2 .png
gedicht 3 .png
gedicht 4 .png
gedicht 5 .png
gedicht 6 .png
gedicht 7 .png
gedicht 8 .png
gedicht 9 .png
gouache 1.png
gouache 2.heic
gouache 3.heic

'Ik heb vannacht de liefde uitgevonden' is het tweede deel van Hoofts bibliofiele serie. Het werk bestaat uit negen gedichten en drie kleurrijke, handgeschilderde gouaches van Paul Snoek.

Type
boek
Onderwerp
Paul Snoek
Bewaarinstelling
Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience
Datum van creatie
10.1973
Maker
Paul Snoek
Medewerker
Leus, Herwig
Materiaal/Afmetingen
karton
papier: oud hollands van gelder 225 gr
hoogte: 400 mm
breedte: 300 mm
Objectnummer
D/1973/2012/2
Taal
Nederlands
Locatie/Tijd
Uitgeverij Hooft: Aalst
Rechten
Geen Creative Commons - Alle rechten voorbehouden
Transcriptie
[kunstmap]

paul snoek
paul snoek
ik heb vannacht de liefde uitgevonden

[gedicht 1]

GEDICHT VOOR BEGINNELINGEN

In een omslachtig bed vol eenzaamheid,
met pluizige tranen en een lange winter,
zo eindigt steeds de liefde uitzichtloos.
En troost is dan een dichtgevroren woord.

En toch, om te vergeten kan men langer slapen,
zijn liefde laten zwemmen in papieren brieven.
Men kan daarna tijdens het lange treuren
eens op een ander been gaan staan

of bij gebrek aan beter luidop zitten denken,
hetgeen betekent, lieve mensen, luidop weten
dat liefde iets met sterven heeft te maken.

Jammer, want het gaat er soms prettig aan toe.

[gedicht 2]

GEDICHT VOOR OVERMORGEN

Al jaren ben ik ouder geworden.
Aan mijn verleden heb ik dat te danken.
Slapen deed ik dikwijls in mijn dromen
en toveren ook.

Met mijn oor voorzien van een fluwelen loupe
heb ik geluisterd en geleerd :
waarom nog langer klagen in dit lichaam
over de stuipen van het hart.

Het einde lag als sneeuw op mijn tong
gesmolten voor ze lekker werd,
zo ging dat steeds.

Daarom heb ik mijn bed verlaten voor het koud werd,
want morgen wil ik al mijn vrienden melden :
ik heb vannacht de liefde uitgevonden.

[gedicht 3]

GEDICHT VOOR GISTEREN

Het wordt een nacht van zeven witte dagen
vol vreugde en daarna een lange regen.
Het wordt een feest zoals eeuwen geleden
met uren vuurwerk en met dertien manen.

Mensen, mijn geluk is niet te omringen,
dieper ligt het dan de zwaartekracht,
het is eenvoudig niet te tellen in sekonden,
het is gebonden aan de navel van de nacht.

Het is, het werd en blijvend het ontstond
uit de mond van wat ik noemen wil
de zwijgende helft van mijn weelde.

Want weet, in mijn hart heb ik honger geleden,
ik heb geleden onder de honger van velen
en onder het onrecht dat zo weinigen verspreidden
met gratie, recht en schijnbeweging,
zoals een dame haar parfum verstuift
over haar onderdaan, haar overspelige schaduw.

[gedicht 4]

De lieve mensen, ik bemin ze zeer.
Ik heb de glazen randen van hun lippen lief
en alle handen afkomstig van mensen.
Want leg ik ze als prinsen in mijn graf te slapen,
ze kruipen met mijn eigen buik in bed
en zuigen uit mijn hart het karig merg
dat ik bezit, voorzichtig als een doos gebakjes.

De lieve mensen, god, voor mij niet gelaten.
Ik voorspel ze graag een lang en rijk verleden,
mijn mooiste ei, ik wil het leggen in hun bijzijn,
maar mijn woorden dienen niet meer om te praten,
mijn woord is zeldzaam, uiterst schaars en pijnlijk
zoals een druppel melk uit een zegspier verkregen.

Lieve mensen, luistert liever naar de geesten of 's nachts
naar een vliegtuig dat naar nergens hangt te vliegen,
ja, houdt uw adem in net voor het landen op uw slaap,
maar laat mijn schaduw liggen in mijn lichaam.
Want sterven vind ik erg,
maar doodgaan onbelangrijk.

[gedicht 5]

GEDICHT VOOR HET MENSDOM

Men wordt geboren en daarom krijgt men een naam.
Men doet wat in het leven : spelen eerste met liefde
en bespelen later tot men oud wordt, schuw en eenzaam.

Dan met dikke longen vol stenen, men stikt op de peluw
of ergens in een werelddeel ver van de moedertaal,
men verdwijnt achter de kiezen van de kannibalen.

Vrienden, mag ik het vertellen? Luistert,
wij zullen niet meer sneuvelen als helden.
Wij zullen doodgaan bij gebrek aan vrijheid.

Want zie, hoe vette spinnen slapen in het hart
van rechters en profeten. Zij zuigen bloed en
beroven ons van onze goede vingers en vleugels.

Er komt een tijd dat er geen tijd meer komt.
Vrienden, mocht ik het vertellen? Wordt niet boos,
want wie gedichten schrijft is stapelgek.
Dichters leven onder water van de liefde.
Zij gokken op de zuurstof van de eeuwigheid.

[gedicht 6]

GESPREK MET MIJN GEHEUGEN

Luister met uw lippen aan mijn oog :
ik wil opnieuw en van elke woord
het watermerk ontdekken,

van mijn verbeelding in een spiegel
bewonderen de schoonheidsvlekken.
Luister naar het orgel van mijn oor.

Na vele jaren zwartgeworden droogte
ik heb genoeg aan vloeisel opgespaard
om wat ik was te zijn, om wat ik ben te worden :

de dichter die als vlees in een rivier
verslonden wordt, die de woestijn
bevrucht met enkel maar zijn speeksel.

De man die weerom als een onweer te keer gaat
en in het brede bekken van zijn verbeelding
zich glijden laat en wortel schiet,
zoals een gloednieuw eiland in de oude zee.

[gedicht 7]

EEN GEHEIM DAT JE BETER VERZWIJGT

Huizen moet je 's avonds verlaten.
Voor de nacht de zwarte deuren
als verboden boeken sluit en
je daarna onhandig in het duister
flessen breekt op zoek naar troost
of iets om je eenzame honger te stillen.

Want 's avonds wordt de eeuwigheid zichtbaar.
Dan slapen vele dieren onder wollen water
levenslang en sommige nog langer.
Dan wordt het leven oervervelend en valt er
buiten de bakens van de verbeelding
weinig te beleven, niets te bespeuren,
zelfs geen glimmende fiets tussen de sterren.

Dan lig je als een ei te janken in je nest.
Vogels vliegen vóór de winter naar het zuiden
maar ik ben gedoemd om dankbaar te denken
tot ik er oud en lelijk van word.
Neen. Dit gedicht lees je liever in stilte.
Het mag geen licht zien. Zeker geen daglicht.

[gedicht 8]

ONAANGENAAM GESPREK (MAAR NIET VOOR MIJ)

Mens, wat wil je schijnen om de schijn
als een vergeten maan in een fles.
Je leven wordt reeds nu beweend
door jonge weduwen en wezen,
maar maden uit vroeger eeuwen
vieren in je lichaam feest
en je weet het niet.

Je rinkelt als de doorgebrande gloeidraad
in een bescheten lamp.
Je eet en drinkt, je bent geweldig,
maar van een kers in je mond
niet de smaak van het lekkere vlees
maar de hardheid van de pit blijft over.

Doe zoals ik en leef, maar verhuis uit je huid
alsof je reeds gestorven was.
Dan heb je 't licht alleen nog nodig
om de zwarte verte naast de sterren te bekijken
die men vóór de schepping ooit nacht heef genoemd.

Vergeet het of verzwijg het maar.
Want ik woon warm en alleen
met mijn worm in een donkere doos.

[gedicht 9]

ZUURSTOF VOOR EEN LUCHTKASTEEL

Vrouwen moeten mooi zijn en veel vliegen.
Met wijde, zwijgende vleugels bewegen,
wanneer ik slaap in de wieg van de maan
of tussen heldere zeilen verblijf
in een der zeven zeeën dezer aarde.

Hoog boven de torens van mijn dromen
zij moeten sierlijk zweven met stille motoren,
wanneer ik mijn kasteel bewoon
en werk aan de geheimen van de verte.

Want niemand zal ooit als ik
van de verbeelding beheersen het vliegwiel.
Omdat het stil is in de lucht
ben ik bij machte om te schrijven :
Lindbergh heeft de zwarte doos van Icarus gevonden.
Lieve mensen ik beloof U plechtig
een langdurend vuurwerk,
één uur vóór en één uur na mijn dood.
Tags
gedicht, Hoofts bibliofiele serie, liefde, tekening