Aflevering 8: Patrick Conrad - Requiem

Requiem_Band.png
Requiem_InhoudMap.png
Requiem_ExtraMateriaal2.png

Requiem van Patrick Conrad (1945) is de achtste aflevering in Hoofts bibliofiele serie en verscheen in september 1975. De vier gedichten en vier etsen met aquatint zijn allen van zijn hand. De cyclus is geschreven naar aanleiding van de dood van Hugues C. Pernath (1931-1975), zijn leermeester maar ook vooral zijn vriend. Beide waren leden van de Pink Poets, een anarchistische, dandyachtige groep. De Requiem-cyclus verscheen later in de bundel Continental Hotel.

Naast dichter is Conrad ook bekend als plastisch kunstenaar, schrijver van detectiveromans en scenarioschrijver.

Continental Hotel

Na een beperkte oplage van 30 exemplaren hoeft het brede publiek niet lang te wachten op nieuwe poëzie van Conrad. Nog in 1975 is de gedichtencyclus ook terug te vinden in Continental Hotel of De duisternis de dingen loert. Deze bundel is echter geen verzameling van een aantal losse gedichten, maar dient in zijn geheel gelezen te worden. Requiem maakt dus integraal deel uit van de bundel en de bibliofiele uitgave moet als een vooruitgave worden beschouwd.

Continental Hotel introduceert voor het eerst sinds zijn debuut in 1963 een emotionele ik, wat een kantering in Conrads poëtica inhoudt.1 De bundel is dan ook in een belangrijke periode van zijn leven geschreven, hij getuigt zelf:Ik heb [...] Continental Hotel van mij moeten ‘wegschrijven’, iets wat ik daarvoor nooit had gedaan. Ik ervaar die bundel bijna als een kreet die geuit werd op het moment zelf van een beslissende levenservaring.”2 De autobiografische dimensie komt voort uit de dichters tijd als Pink Poet en het omgaan met de onverwacht dood van ‘leermeester’ en vriend Hugues C. Pernath.

In de bundel is de Requiem-cyclus het vijfde deel, en wordt een citaat van Pernath als motto gebruikt, wat verschilt van de bibliofiele uitgave. Daar zijn enkel in het extra materiaal aanwijzingen naar Pernath te vinden. De cyclus wordt hier slechts door één illustratie begeleid, evenwel in dezelfde stijl.

ContinentalHotel_Band.png
ContinentalHotel_Requiem.png
ContinentalHotel_Pernath.png
Requiem_ExtraMateriaal1.png
Requiem_Handschrift.png
Pink Poets collectie letterenhuis.tif

Paul Lambert, Pink Poets aan de ingang van het Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen. V.l.n.r. Albert Szukalski, Michel Bartosik, Robert Lowet de Wotrenge, Hugues C. Pernath, Henri-Floris Jespers, Georges Adé, Paul de Vree, Patrick Conrad, Nic van Bruggen en Werner Spillemaekers. Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis

Hugues C. Pernath.jpg

Pink Poets

In 1972 richt Conrad met Nic van Bruggen de Pink Poets op, geen litaire beweging zoals vaak gedacht, maar een genootschap van gelijkgestemde, ‘anarchistische’ dichters, rond het Antwerpse gesitueerd. De groep wordt door mysterie omgeven, maar Conrad noemt het later zelf “een doorgevoerde grap.”3 Wat hen verenigt was een drang naar luxe en verzet tegen het engagement. Ook zagen zij het schrijven van poëzie als een poëtisch spel om de dreigende banaliteit te verdrijven, schoonheid te scheppen in de lelijkheid van de wereld. In hun werken zijn dan ook vaak stijlfiguren en opgesmukt taalgebruik terug te vinden, dit om de werkelijkheid te esthetiseren. Kenmerkend voor die periode is dat Conrads naam vergezeld wordt door de initialen pp, zoals ook te zien op de band van de bibliofiele uitgave. Het genootschap wordt in 1983 wederom door het duo van Bruggen-Conrad opgezegd.

Het was vooral Pernath die een jonge Conrad dat maniëristisch poëtisch spel heeft leren bespelen, waar hij dan zijn eigen toetsen aan gaf. Pernaths onverwachte dood had dan ook een enorme impact op de Pink Poets. In de Requiem-cyclus is een elegie te lezen, waarin hij zowel berouwd als geëerd wordt. Het gedicht is, zoals de titel aangeeft, een dodenmis. Conrad is niet de enige die de jonggestorvene eerde, zo schreef ook Freddy de Vree een elegie in De Dodenklas (1977). Van Hugo Claus verscheen Het graf van Pernath (1977).

Reflectie in de kunst

Conrads aantrekking tot het dandyisme past binnen de levenshouding die van de Pink Poets uitgaat. Het leven bestaat uit steeds geacteerde interacties met anderen, het “betekent voortdurend maskers opzetten, je steeds vermommen, je nooit laten zien zoals je werkelijk bent.” Dit leidt echter niet tot cynisme bij de dichter, hij geniet er zelfs van: “Ik hou erg veel van recepties. Iedereen doet dan alsof. Iedereen draagt dan maskers.”4 Deze leugen brengt wel met zich mee dat het haast onmogelijk is iemand te kennen, de mens steeds alleen staat:

Je wordt alleen geboren en je sterft alleen. Tussen die twee polen maak je, zoals Claus zegt, dat ‘theater’ mee, waar je alleen op de planken staat samen met velen, maar alleen in ieder geval.2

Zowel de opgesmuktheid van het dandyisme als de eenzaamheid reflecteren zich in zijn poëtica. Vooral de eenzaamheid voelt hij uitermate tijdens het rouwproces, zoals geschetst door de eerste lijnen van het eerste gedicht: "de anderen, gegoten in de vorm van velen."4 De mensen rondom hem verworden tot een amorfe massa, de een is niet te onderscheiden van de ander. Dit reflecteert zich in de eerste ets, de anderen zijn gezichtloos, deel van het decor dat hij schetst. In de andere etsen komen de wikkels los, alleen om gekwelde maskerachtige gezichten te laten zien: het spel zet zich voort. Vanaf de tweede ets worden meer en meer vreemde elementen geïntroduceerd, waarmee Conrad de toeschouwer bewust op het verkeerde spoor zet. Een dergelijke ambiguïteit schrijft hij ook in zijn gedichten.

Requiem_Ets1.png
Requiem_Gedicht1.png
Requiem_Ets2.png
Requiem_Gedicht2.png
Requiem_Ets3.png
Requiem_Gedicht3.png
Requiem_Ets4.png
Requiem_Gedicht4.png

Opmerking

De gedichten in de foto's zijn een reproductie van de cyclus in:

  • Conrad, P. (2015). AS - Gedichten 1963-2014. Poëziecentrum.

Voetnoten

De citaten zijn steeds uitspraken Patrick Conrad zelf, en zijn afkomstig uit:

1T’Sjoen, Y. (1995). Patrick Conrad Verzamelbundels als sluitstenen. Poëziekrant, Jaargang 19(Nr 1-januari-februari), 28-31.

2Pay, P. (1978). Een gesprek met Patrick Conrad: ‘la fête perpétuelle’. Dietsche Warande en Belfort, Jaargang 123(6), 424-437.

3Cartens, D. (1995). Bloemlezing uit de poëzie van Patrick Conrad. Poëziecentrum.

4Roggeman, W. M. (1975). Patrick Conrad. In Beroepsgeheim (pp. 105-116). Nijgh & Van Ditmar.